From: Algemeen Nijmeegs Studentenblad, april 2006 http://www.ans-online.nl/ De la Vigne Er zijn van die cruciale momenten in een mensenleven. Van die momenten waarop je denkt: ik moet met iemand praten, want alles gaat te snel en anders barst mijn kop. Alles draait en tolt en je denkt: ik kan niet terug, dus ik ga maar voort, maar alles gaat te snel, te vlug. Dat je dringend advies nodig hebt omdat je anders heel domme dingen doet. Zo'n moment moet het zijn geweest. En daarom pakt ze om achttien over zeven de helefoon en drukt op mijn naam. Het moment kwam nog laat, vond ik, veel later dan ik had verwacht. Ik had het zeven jaar geleden al zien aankomen. Toen ze op een zomerdag in 1999 zei: 'Dit is Peter', wist ik: hier komen grote brokken van. Maar de jaren waren mild, de zomers zwoel, de winters behaaglijk en ik dacht: misschien heb ik me vergist. Wel waren er verschillen. Toen ik van God losging in de intro, verhuisde zij haar spulletjes uit het ouderlijk huis om te hokken, met Peter. Toen ik op zondag een apotheek zocht voor de morning-afterpil, zat zij met haar schoonouders in Center Parcs, met Peter. Toen ik een jaar naar Zweden ging, kocht zij een huis in Lent waarin ik nog niet dood gevonden zou willen worden, met Peter. Maar toen ik hartver- scheurend huilde en vocht tegen mezelf, kwam zij naar me toe, met Peter. Misschien is liefde toch concessies doen, misschien zit het toch in twee glanzende Bata- vussen in de schuur. Even was ik zelf jaloers. En met de jaren leerde ik hem waarderen. Zag ik dat hij lief voor haar was. Toch kwam het moment, ook voor haar. Dus belt ze mij om achttien over zeven. Maar ik neem niet op, want de telefoon light ergens onder de dekens en ik hoor hem niet. Als ik het wel had gehoord, dan had ik ook niet opgenomen, want dat doe ik nooit als ik bovenop een man zit. Pas om zeven uur eenenveertig, bij de twaalfde oproep, strek ik mijn hand uit. 'Niet opnemen', zegt mijn lief, maar dat doe ik wel, want ik zie dat zij het is. Voor haar zet ik de wereld stil. Ze zegt dat ze op weg was naar een andere man, met wie ze laatst wild heeft staan zoenen. Dat ze twintig minuten voor zijn flat in Dukenburg heeft gestaan. Dat ze op het punt stond Peter te bedriegen. Maar ze kon het niet. Nu rijdt ze doelloos rond. 'Ik heb gezegd dat ik bij jou ben.' Dan wordt ze boos. De fietsen moeten de Waal in, haar schoonouders zijn burgerlijk en ze wil nooit meer naar Center Parcs. 'Wat is er mis met Peter?' vraag ik. 'Peter is saai, Peter is stijf, Peter kan niet dansen.' 'Een beetje stijf', geef ik toe, 'maar wel heel lief. Je gaat naar huis, je neemt een hete douche en gaat slapen', beveel ik. Mijn minnaar drukt zich tegen de hoorn. Samen horen we haar huilen. 'Waar ben je nu?' vraag ik. Mijn minnaar stapt uit bed en kleedt zich snel aan. Ik gooi hem zijn blouse toe. 'Als je nu gaat, ben je nog net vóór haar thuis.'